G.J. blijft in voorlopige hechtenis

4/25/2019

Het Gerecht in Eerste Aanleg heeft op vrijdag 26 april beslist dat de verdachte G.R.M.J. in voorlopige hechtenis blijft. Anders dan de verdediging is het Gerecht van oordeel dat sprake is van een eerlijk proces, waarin ook voldoende aandacht is voor ontlastende feiten en omstandigheden. Zo is de verdediging in de gelegenheid gesteld om informatie toe te laten voegen aan het procesdossier.

De verdediging stelt terecht dat J. in het vonnis van het Hof in de zaak tegen B.F., en in het daarop gebaseerde persbericht, is aangewezen als de opdrachtgever van de moord op Wiels. Maar dat oordeel kan alleen worden toegeschreven aan de rechters die over die zaak hebben beslist, niet aan het Gemeenschappelijk Hof als instituut of aan andere rechters van het Hof. Het Gemeenschappelijk Hof heeft geen oordeel over de schuld of onschuld van welke verdachte dan ook en kan dat ook niet hebben. Dat oordeel komt alleen toe aan de individuele rechters die een individuele zaak behandelen. En deze rechters zijn vrij in hun oordeel. Zij moeten de aan hen voorgelegde zaak onafhankelijk en onpartijdig behandelen en maken hun eigen afweging. Dat zal ook in deze zaak gebeuren.

De verdediging is uitgebreid en in detail ingegaan op de inhoud van verschillende getuigenverklaringen en heeft gewezen op discrepanties tussen de verschillende verklaringen, op onlogische of onjuiste onderzoeksbevindingen en op verklaringen die volgens de verdediging onbetrouwbaar en/of niet meer te verifiëren zijn. Het Gerecht onderkent dat deze kwesties bij de inhoudelijke behandeling en bij de eindafweging zeker van belang kunnen zijn, maar is van oordeel dat er in alle drie de zaken: Maximus, Germanium en Passaat, nog steeds sprake is van ernstige bezwaren, vrij vertaald als: ernstige verdenkingen.

In de zaak Passaat is er geen sprake van een dubbele vervolging voor het zelfde strafbare feit. Want na wijziging van de tenlastelegging legt het Openbaar Ministerie nu het antedateren van een ander document ten laste dan daarvoor. 

Het Gerecht vindt de voortduring van de voorlopige hechtenis in de zaak Maximus noodzakelijk vanwege de geschokte rechtsorde. Ook is de voorlopige hechtenis in die zaak nodig om te voorkomen dat het onderzoek – dat volgens het Openbaar Ministerie nog steeds loopt - zou worden beïnvloed (collusiegevaar).  Daarnaast is er in alle drie de zaken sprake van vluchtgevaar. Verdachte heeft laten zien dat hij over middelen en mogelijkheden beschikt om langdurig in het buitenland te verblijven en op die manier buiten het bereik van justitie te blijven. Het vluchtgevaar kan niet voldoende worden ondervangen door alternatieven voor voorlopige hechtenis.

Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.

Gelet op de ernst van de verdenking, in het bijzonder in de zaak Maximus, moet het persoonlijke belang van verdachte om in afwachting van zijn berechting in vrijheid te worden gesteld om zijn werkzaamheden weer te kunnen hervatten, wijken voor het belang van strafvordering bij zijn verdere detentie. Ook kan het eerdergenoemde vlucht- en collusiegevaar niet voldoende worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden.
Ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis wordt daarom afgewezen.

Het Gerecht verlangt van verdachte dat hij persoonlijk aanwezig is bij de inhoudelijke behandeling van zijn zaak op 10, 11 en 12 juni a.s. Alleen zo kan hij op een goede manier worden ondervraagd.

 

Copyright 2019 Gemeenschappelijk Hof van Justitie
Menu