Minister van Justitie moet voor opvang minderjarige zorgen en in kosten levensonderhoud voorzien
Het Gerecht in eerste aanleg heeft dinsdag 30 april beslist dat de minister van Justitie voor opvang van een alleenstaande zestienjarige Venezolaanse moet zorgen en in haar kosten van levensonderhoud moet voorzien.
Een zestienjarige alleenstaande Venezolaanse die op een boot met meer dan dertig andere Venezolanen werd aangetroffen in de territoriale wateren van Curacao is aangehouden en in vreemdelingenbewaring gesteld om te worden verwijderd. Zij heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking op grond waarvan haar bewaring en verwijdering is bevolen en heeft in het kader van dat bezwaar een beroep gedaan op artikel 3 van het EVRM (het verbod van refoulement).
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Hof) heeft met toepassing van artikel 39 van het EVRM bij “decision on interim measure” van 23 april 2019 bepaald dat verzoekster niet verwijderd kan worden naar Venezuela totdat het Hof aan de hand van door partijen uiterlijk op 23 mei 2019 bij het Hof in te dienen stukken kan bepalen of de door hem bevolen schorsing van de verwijdering al dan niet wordt opgeheven (de interim measure).
Op 23 april 2019 heeft verzoekster een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij het Gerecht strekkende tot schorsing van de op grond van de bestreden beschikking bevolen bewaring en verwijdering. Dit is een bestuursrechtelijke spoedprocedure die vergelijkbaar is met een civiel kort geding.
Beslissende op het verzoek op voorlopige voorziening heeft het Gerecht beslist dat schorsing voorlopig niet aan de orde is, zodat het verzoek om schorsing van de verwijdering niet kan worden toegewezen. Het Gerecht heeft echter de bewaring van de minderjarige wel geschorst, omdat hij van oordeel is dat gelet op de minderjarigheid van verzoekster en het feit dat zij de bewaring in de strafgevangenis ondergaat haar belang bij schorsing van de bewaring zwaarder weegt dan het belang van de minister van justitie bij voortzetting daarvan. Het Gerecht bepaalt dat de minister voor opvang van de minderjarige moet zorgen en in haar kosten van levensonderhoud moet voorzien.